met de lezing van P.F. Thomése ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,over de kunst van het authentieke’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘De natuurlijke richting van de kunst is die van de vernietiging waaruit iets anders,iets ongekends zal ontstaan. Dit dialectische proces,vastgesteld door de jonge Hegel in zijn ‘Phänomenologie des Geistes’,is nu al zo’n twee eeuwen aan de gang. Pas uit haar eigen vernietiging kan kunst ontstaan,dat wil zeggen nieuwe,nu nog ongekende vormen die wij,bij gebrek aan beter,kunst blijven noemen. Kaalslag,braakland. Opnieuw geboren worden. Het moet er niet al lange tijd zijn,in een of ander museum met een kaartje waarop te lezen staat wat het betekent,het moet zojuist ontstaan,het moet overrompelend opbloeien in het hoofd van de argeloze,die plotseling iets begint te vermoeden. Ook grote en gevestigde kunst,juist grote en gevestigde kunst moet steeds opnieuw geboren worden in het hoofd van een jongen,van een meisje,van iemand die van niets wist. Als iets te goed is geworden om weer opnieuw te kunnen beginnen,dan is het niks waard. Dat wordt groot en zwaar,daar kun je alleen nog omheen lopen. Er anders uit komen dan je erin ging. Kunst die ertoe doet,die nog iets doet,heeft altijd te maken met een metamorfose. De vormen die zij hanteert zijn overgangsvormen,ze begeleiden je van de ene staat naar de andere.’ (bladzijde 119-120) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skrijt,om een zinkend schip blauw te verven.’ ‘De heiden in de heg/////de lucht is eerst opgehangen aan de galg van de zon/tot hij blauw was/maar in de nacht is het Blauweding met zwart besmeurd/en bleef alleen de dood nog in hem trillen///ik ben geen profeet/ik ben een dinges/en zo heimelijk/dat ik niet meer besta/(want de twijfel is daar)’ (bladzijde 79) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.