met de lezing van P.F. Thomése ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,over de kunst van het authentieke’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,om maar meteen met de deur in huis te vallen,is het raadsel dat een schrijver iets beweert en dat – hier,voor mijn neus,of desnoods duizenden kilometers verderop,jaren later – een lezer het begrijpt. Maar wat begrijpt die lezer? Wat begrijpt u van mij? Wat begrijp ik van u? Ik heb het nooit vertrouwd,het vermeende doch veel bejubelde contact tussen auteur en lezer. Er moet bedrog in het spel zijn,of op zijn minst misverstand. Communicatie veronderstelt informatieoverdracht. Toch? Maar wat wordt er overgedragen? Hoe gaat dat in zijn werk? Ik zie in gedachten eindeloze rijen woorden als geduldige pakezeltjes hun informatiebundeltje over een wankele brug over het ravijn sjouwen,het ravijn dat schrijver en lezer van elkaar scheidt. Zou het waar zijn? Gaan de informatiebundeltjes een voor een keurig over het ravijn naar de lezer? Zou een literaire tekst als een soort tamtam werken,waarbij goedgekozen woorden ongeschonden de overkant weten te bereiken? Alleen wanneer de betekenis simpel en eenduidig is,heb je een kans. Als de informatie zo overbekend dat de lezer het al wist voor hij het hoorde.'(bladzijde 120-121) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt,om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met ‘De heiden in de heg’. ‘maar als de sterren in het lijk slechts gaatjes zijn/waar het licht van een onsterfelijke dag door valt/en als het vlees dat nacht is/langzaam weg rot?///zodat je bij die vlammen kan zien/hoe ruiters met bloed gedoopt over de berg galopperen/waar ziéners ondersteboven gekruisigd wachten/om beendroog te worden/met hun koppen als paarse zware exotische bananenbloemen/en al die vele vogels als bananen aan een tros/om sterren aan de hemel te pikken?'(bladzijde 79) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.