met de lezing van P.F. Thomése ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,over de kunst van het authentieke’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Wat je zegt,is wat je niet zegt,poneert Derrida in zijn ‘L’Ecriture et la différence’. Je moet net naast de zon kijken om hem te kunnen zien. Eenduidig is die werkelijkheid nooit,bij de eenduidigheid begint de leugen,de reclame,de propaganda,de non-realiteit die je op bevel uit het hoofd op kunt dreunen. Daarom mag de literatuur niet worden vastgelegd in codes en conventies,in canons en top tienen. Daar heerst de dood,daar kan de geest niet ademen. Net als allerlei bijzondere vogels,zoals de bonte specht,de vlaamse gaai en dergelijke,zich door verarming van hun reservaten plotseling in de stad wagen,zo zullen ook de schrijvers zich buiten hun bedreigde domein begeven en zich in de bewoonde wereld wagen. Een schrijver is een vreemde van nature. Hij is iemand die een vreemde taal spreekt. Schrijftaal. Hij is een vreemdeling tussen de mensen,of om het in ornithologische termen te zeggen:een dwaalgast. De institutionalisering van de literatuur,die zich met dank aan alle managers en andere dienstdoenden keurig volgens het Tauschprinzip voltrokken heeft,heeft de literatuur ongevaarlijk gemaakt als een reclame voor gezichtscrème of ontharing.'(bladzijde 139-140) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Bagamayo’. ‘en de koe in de uier van de hemel zit vol spijkers/en met mijn mes kan ik de kokoszon nooit breken///de oceaan spoelt als bloed tegen dit land/ik sta op mijn knieën waar de harten zijn neergelegd/met het zand als onverteerbare klachten in mijn keel///nu weet ik waarom de mieren aan de aarde kleven'(bladzijde 80) Wordt vervolgd.