met ‘De kunst van het lezen’ van P.F.Thomése. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Het is als het lezen van een vreemde taal. Je snapt het,min of meer,maar je moet niet vragen hoe. Je zou handen en voeten nodig hebben om uit te leggen wat er staat. Maar zolang je leest,is er niets aan de hand,want je bent alleen,je hoeft je niet te verantwoorden. Langzaam waag je je dieper en dieper het boek in,op de tast,zonder te weten waar je heen gaat of waar je uitkomt. En dan is er plotseling iets wat je thuis weet te brengen,iets wat het vreemde een glans van vertrouwdheid geeft. Daar begint het. Daar waar er een verbinding ontstaat. Als het god is,als het werkt,wordt een boek aangesloten op alles wat je in je hebt:je herinneringen,je kennis,je verlangens en verwachtingen,je angsten,je smaak,je stemming van het moment,je tijd. Nu zijn er boeken die weinig vragen,de meeste vrees ik,maar er zijn wegens de goedkope productievoorwaarden nu eenmaal veel te veel boeken. We hebben het,bij uitsluiting,over bijzondere boeken,boeken die je aandacht hebben verdiend,die er zogezegd om schreeuwen. De leesconsument van nu,ronddobberend op de vrije markt,vraagt zich misschien af waarom hij zoveel moeite zou moeten doen voor een moeilijk boek. Waarom zou hij zoveel investeren in iets wat hem niet direct aanspreekt,terwijl hij in die tijd ook een ander,gemakkelijker verhaal kan lezen. Iets wat hij al kent. Het vertrouwde terrein.’ (bladzijde 155-156) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een gezonken schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘ aan Rosine’. ‘ met een zakdoek om de kaken:’het is geen kiespijn,/maar anders leek het alsof zij wilde lachen of schreeuwen/en niemand schreeuwt of lacht de dood uit’/en zo blijft dat gat toch dicht/onder een laken dood,netjes,gekamd,getrouwd./het is herfst,de bladeren geel als bloesems/we zullen de geparfumeerde grond over haar strooien.'(bladzijde 92) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.