met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Iemand spelen om namens hem ongezien het leven binnen te dringen,als een spion,een insluiper,een nachtdier. De voorkeur voor attributen:sigaretten,gitaren. Boeken,ja ook boeken. De beeltenis van Bob Dylan op ‘Blonde On Blonde’. Maar ook op ‘Highway 61 Revisited’. Of de beeltenis van Dylan Thomas op ‘Collected Poems 1934-1952’. Wat scheelde het? Een halve naam,meer niet. Dezelfde wilde haren allebei. Die ik ook had. Die haren had ik alvast. (Dat was een begin. Een teken.) Ik leek ook op Art Garfunkel. Zei men achter mijn rug. Ik vond van niet. Ik zag mij niet als de helft van een duo – waarvan de ander dan zeker ontbrak? (Ook een teken? Nee,geen teken. Schei toch uit ,man.) Wie ik verder op zeker moment wilde zijn en nadeed was Albert Camus,bewonderd auteur van ‘De vreemdeling’,met die eeuwige Gauloise in zijn mondhoek,de ogen toegeknepen tegen de rook,de frons op het voorhoofd,het achterovergekamde,al iets wijkende haar,een soort James Dean voor gevorderden. Ik moet vermoed hebben dat ‘Camus’ ook voor Camus een vermomming moet zijn geweest:hij,de ‘pied noir’ uit het sprookjesland Algerije,verdwaald in het koude,noordelijke Parijs,zich voordoend als Schrijver,met een sigaret in de mondhoek en de kraag van zijn gabardine regenjas opgezet tegen de gure wind die hem vanuit laffe zijstraten overviel. Een man in natte,verlaten straten waar de avond viel,precies als in een film. Je kon de muziek(trompet? accordeon?) bij wijze van spreken al horen.'(bladzijde 28) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de bundel ‘Alles één paard’ van Breyten Breytenbach. Nog steeds ‘de inleiding’. ‘En leven,de vertaling met andere woorden,is bij uitstek afsplitsbaar. Het paard kan zonder ruiter. Eén ding is even duidelijk als dat de lotus wortelt in de modder:te rechter tijd,goed voorbereid maar onverwacht,als het openen van één oog,zul je het gehoornde konijn en de bontschildpad over de nergensberg zien trekken. Het citaat is uit Hakuins ‘Kaian koku go’.’ Het eerste verhaal uit de bundel. ‘Tussen de benen In den beginne is God. Of Scheppend Beginsel. Als wij ervan uitgaan dat er een begin en een eind moet zijn,dan moet er een entiteit zijn om te beginnen of die/dat het begin kan doen beginnen. Maar wij zijn er nog niet dus kan er geen als zijn. Als komt later. Laten we opnieuw beginnen.'(bladzijde 11) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.