met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Een schrijver is iemand die zich weet te vervelen. Hij zwemt in het grenzeloze,dobbert gedachteloos op het oppervlak van de vloeibaar geworden tijd. Stadionweg. Daar wisten wij dus niets van,lang geleden toen er nog geen herinneringen bestonden en de wereld ons als een droom verscheen waar wij zelf helaas niet in voorkwamen. Wij zaten,jonge aspiranten,op een huurkamertje in de Courbetstraat in Nieuw-Zuid en wachtten ongeduldig af totdat ons iets groots & geweldigs ging overkomen. Als ik aan die tijd denk,zie ik het natgeregende asfalt van de Stadionweg en huizen waar nergens het licht meer brandde. In mijn herinnering was het toen op een af andere manier altijd nacht,maar dat kan er mee te maken hebben dat we zo laat opstonden. Als je toch niets anders te doen hebt dan afwachten,kun je dat net zo goed in je bed doen. Het verbaast mij trouwens wat we ’s nachts op het asfalt van de Stadionweg te zoeken hadden. Gingen we ergens heen? Ik weet net niet meer. In afwachting als we waren van iets groots,hadden we ondertussen waarschijnlijk veel tijd te doden. Want dat grote,dat liet nog even op zich wachten. De Stuup werd af en toe wel eens zenuwachtig. ‘Als wij Georg Büchner en John Keats waren geweest,dan hadden we nog maar twee jaar te leven. En wíj hebben nog niks gedáán!’ Ik zat daar niet zo mee. ik vond eerder dat we te véél tijd voor ons hadden.’ Nu weer verder met het verhaal ‘Tussen de benen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Doden is nog zo eenvoudig niet,evenmin is het zeker of het je ooit lukt. Als er een geslaagde Sonderbehandlung is,dan moet er een jij zijn. Ik,God,kan niet dood zijn zonder de kennis van dood,zonder een instantie die weet dat ik dood ben. Dus als ik,God,gedood word,besta jij. Welkom,welzeker. Daar is die vrouw die haar echtgenoot uit de weg wilde ruimen. Eerst gaf zij hem gif,toen wurgde zij hem,toen sloeg ze hem de kop in,toen probeerde ze hem aan plakjes te snijden met een cirkelzaag en toen ze zag dat het met de zaag niet ging sleepte ze hem de auto in en reed met hem naar het meer waar ze hem in gooide. Maar het meer was dichtgevroren. Hij stierf een tijdje later aan longontsteking en aan blauwte van het lichaam. Met gezwollen lippen kraakte hij:’Ik hou van jou.”(bladzijde 14) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.