met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Iets maken wat er nooit was,iets beter maken dan het ooit was. Maar wat je maakt,blijken variaties op het bekende,want het onbekende wordt niet herkend. Ook door jou niet. ‘Anders zou het niet onbekend zijn,limbo’. Heeft een kunstwerk stijl of is de stijl een kenmerk van de maker? Hoeveel stijlen kan een maker beheersen? Of wordt hij dan een namaker. Is niet elke stijl in de grond een parodie? Een handige variatie op een oude truc. Toch – als ik een boek lees,dan hoor ik de stem van de schrijver erdoorheen. (Als het goed is tenminste,anders hoor ik niks.) Er wordt iets verteld,maar er wordt tegelijk ook iets anders verteld. ‘Het geheime,ware verhaal’. Alsof de schrijver een gevangene van zijn tekst is en met noodsignalen de aandacht van de lezer probeert te vangen. Die noodsignalen noemen we dat misschien zijn stijl? Over stijl(2). Stijl:het gebrek van de schrijver. Zijn horrelvoet die hem zo mooi doet hinken. Taal is van iedereen,stijl is van jouzelf. Het is de ziel van de schrijver,datgene waarmee hij de taal bezielt.’ (bladzijde 43) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Klotsen over je stoel’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Terug naar het vliegtuig. Doet lang over opstijgen. Taxiën door landschap. Vliegtuig nog niet helemaal klaar. Doorgewerkt tijdens oponthoud,niet afgemaakt. Deel cockpit nog van triplex. Oude Indische wijze achterin vastgesjord,fluister droevig met jonge vrouw rechts naast hem. Hij heeft nu last van buikpijn. Staarogen,sidderende bakkebaarden. Nu geen tijd voor jonge vrouw in dit verhaal.’ (bladzijde 19-21) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.