met ‘Megalomanie voor beginners,protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Mijzelf in meest zuivere vorm,dacht ik,almachtige onmachtige,verwoord door Lodeizen,door Marsman,door Rimbaud,door elke dichter die mijn spiegel was. Een spiegel die niet mij,maar het lichtschitterende heelal reflecteerde. Die krankzinnige zekerheden bij gebrek aan beter. De strohalm die men voor een rotsblok houdt,houden moet,waaraan men zich vastklampt omdat er verder niets is. Een angstwekkend duister heelal met alleen dat ene geschrift. Het gedicht met de verlossende regels die men alleen nog maar even hoeft te ontcijferen. Het geschrift was overigens ook muziek,was ook film,was ook met donshaartjes op meisjeshuid geschreven. Het bestond uit de meest uiteenlopende tekens:letters,oogleden,lippen,klanken,woorden,akkoorden,sterren,kometen,de geur van een meisjes vlak voor de kus.'(bladzijde 46) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaal van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. Ben al bijna een jaar bezig met een hommage voor Breytenbach,zit er aan te komen,maar ben ondertussen ook bezig met b.zwaal, Kafka, Beckett,Sebald,Annie M.G. en anderen. Door de tentoonstellingen ben ik wat afgeleid geweest,maar zit bijna weer op het spoor. Nu dus het verhaal ‘Hoe prachtig die berg! ‘Het is een land waar de modellen lang geleden zijn vastgesteld. Bovendien,zou je er vanuit de lucht naar kijken dan zou je getroffen,nee overweldigd zijn door de vibrerende riffen,de fijne ribbelpatronen,de ritmische golfbewegingen,de ongebroken krachtlijnen – allemaal toe te schrijven aan de onophoudelijke werking van de wind. Je zou misschien kunnen zeggen dat dit land de soepelheid en de symmetrie heeft van de binnenkant van een veelgebruikte mond. Ik ben het keelgat,het kauwen;een iegelijk die deel heeft aan mij zal sterven en voor eeuwig verlossing vinden van de dood.'(bladzijde 23) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.