met ‘Tot besluit’ van Arnold Heumakers uit het boek ‘De esthetische revolutie’. ‘Met de opkomst van een – uiteraard welgesteld – kunstpubliek correspondeert de opkomst van een kunstmarkt,waar kunstwerken in principe voor iedereen te koop zijn. De waarde van kunstwerken wordt daar in geld uitgedrukt,een waarde die noodzakelijkerwijs samenvalt met de esthetische waarde. Hoe die laatste waarde moet worden vastgesteld,daarmee gaat het verlichte esthetische debat zich bezighouden,dat in dezelfde tijd op gang komt. In de achttiende eeuw behoort esthetica,naast religie,wetenschap en politiek,tot de belangrijkste onderwerpen waar Verlichtingsdenkers zich om bekommeren. Sinds de Renaissance werden de criteria voor schoonheid,of meer in het algemeen:voor geslaagde kunstwerken,ontleend aan de Oudheid. Hier gold het onbetwiste gezag van de antieke filosofen en theoretici,alsmede het onovertrefbaar geachte maar wel te evenaren voorbeeld van de antieke kunstwerken. Het toen dominante klassieke kunstbegrip berustte op een regelesthetica:aan de antieke voorbeelden werden tal van regels ontleend,met als bekendste de drie eenheden van het theater,die de kunstenaars moest volgen om tot schoonheid en volmaakte kunstwerken te komen. Die regels leidden niet tot een notie van esthetische autonomie,aangezien het schone altijd ondergeschikt bleef aan het ware en het goede,aan het superieure gezag van rede en moraal.'(bladzijde 354) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Hoe prachtig die berg!’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ons rechtssysteem,dat naar buiten de schijn moet ophouden,is mysterieus uit noodzaak. We hebben een Minister van Politie,een Minister van Justitie en Aanverwante Zaken,een Minister van Wet en Orde,een Minister van Veiligheid,een Minister van Staatsveiligheid,een Minister van Contraterrorisme en een Minister van Cultuur. De heerser heeft zijn eigen Secretariaat en dan is er nog de Raad van Staat voor Veiligheid,Rechten en Propaganda,voorgezeten door hemzelf,om de hele zaak te runnen. Daarenboven hebben we procureurs,advocaten,gevolmachtigden,openbare aanklagers,officieren van justitie,magistraten,vrederechters,rechters,raadsheren en allerlei bodes,klerken,beambten,functionarissen en lakeien van het gerechtshof voor het opsporen,aanhouden en voorgeleiden van de vuiligheid.'(bladzijde 25-26) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.