met ‘Tot besluit’ van Arnold Heumakers uit het boek ‘De esthetische revolutie’. ‘Autonomie,zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de schone kunsten hoeven dus niet noodzakelijkerwijs isolement en steriliteit tot gevolg te hebben. Integendeel,een en ander kan ook leiden tot een welbewust engagement van de kunst ter verandering en verbetering van de samenleving. in de verheven plannen en ambities van de vroege Duitse romantici wordt dat laatste ten volle duidelijk. De reserves ten aanzien van het politieke engagement die Schiller en Goethe parten speelden,laten de romantici los ten gunste van een ‘esthetische revolutie’,die niet alleen de kunsten moet transformeren maar ook de hele samenleving. De poëzie moet maatschappelijk,de maatschappij poëtisch worden,aldus Friedrich Schlegel. De dichters en denkers van de ‘Frühromantik’ geloven opnieuw in de transformerende,beschaving stichtende kracht van de poëzie. Opnieuw is het alsof de goden de mensheid de beschaving geven via de zang van de dichters. Maar het is niet dit klassieke idee dat het romantische geloof in de poëzie motiveert,dat is namelijk de filosofie. Nadat Kant had aangetoond dat de absolute kennis van de oude metafysica niet meer tot de mogelijkheden behoort,komen de romantici via hun kritiek op Fichte tot het inzicht dat alleen de poëzie hier nog een uitweg kan bieden.'(bladzijde 357-358) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Resten van mijn verhaal’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Dan heb je Ons Kleine Zusje,Okz. Haar geest is zo glashelder dat de werkelijkheid er niet in past. Ze heeft iets met benen en met verlangen naar een metgezel. Wij vertalen voor haar. Ik ga dwalen in het woud,doordrenkt met gedachten. En er komt een vreemde man naar me toe,waanzinnige blik in de ogen,tot spreken nauwelijks bij machte,hij grijpt me bij mijn tasje en schudt aan me met gebroken vragen. Uiteindelijk dringt het tot mij door (excuseer de omissie) dat deze verschijning op zoek is naar een verdwaald olifantje. Misschien is hij de africhter van een voorbijtrekkend circus of de jachtopziener van de vorst of de wachter van het idool.'(bladzijde 30) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.