met ‘Tot besluit’ van Arnold Heumakers uit het boek ‘De esthetische revolutie’. ‘Nietzsche schreef:’We hebben de kunst opdat we niet aan de waarheid te gronde gaan.’ Een waar woord,nog altijd. Er is zoveel waarheid,zoveel werkelijkheid waar de wereld geen behoefte aan of emplooi voor heeft. In de literatuur kan daar toch een plek voor worden gevonden. Anderen beschouwen literatuur als een proeftuin van het mogelijke,de plaats waar de waarneming een slag kan worden gedraaid,zodat je andere dingen en andere mensen opeens wel ziet. Voor zover dit niet tot utopische dromen leidt,geeft het de literatuur een functie binnen de bestaande wereld:door de blik te veranderen,verandert zij ook die wereld in meer of mindere mate. Dat is niet wat ik helemaal bedoel,al is het ermee verwant:de waarheid die in de literatuur een ervaring kan worden is niet zozeer mogelijk als wel werkelijk. Het is alleen een werkelijkheid waar de wereld en wijzelf,voor zover we in een wereld willen leven – en dat wil bijna iedereen -,niets mee kunnen aanvangen. Maar daarom is zij er nog wel. Het gaat er mij niet om de wereld te veranderen,ik vraag ruimte voor het ‘andere’ van de wereld,dat toch heel nabij is,even nabij als de dood of de eindigheid.’ (bladzijde 363) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Als een zweepslag’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Nu was ik dood. De voorgaande zin is,realiseer ik me,enigszins in verval,maar wat ik bedoel is dat ik nu van spiegel naar gezicht kan kijken,duidelijk. En ik kan niet nalaten te willen weten hoe het gaat met Liefde en Paard. Zijn ze gelukkig? Zijn ze bedroefd? Liefde is goed en dood is slecht. Ik keer terug. Liefde houdt haar hoofd gebogen,het haar overlommert haar stralende gezicht en de zilveren vochtigheid van haar mond. Paard heeft een vet papier voor zich op tafel. Zijn vinger leest het regel voor regel.'(bladzijde 34-35) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.