met het essay van P.F. Thomése ‘Een perpetuum mobile van taal”Over Tonnus Oosterhoffs “Op de rok van het universum”‘. ‘Helemaal niet moeilijk. ‘N30+’ is niet zo’n ’tekst die,zoals hermetischer poëzie.het signaal lijkt te geven:”Lees mij driemaal grondiger over en je mag beginnen te hopen te snappen waar ik over ga”‘. Overigens komt Tonnus Oosterhoff in zijn essay niet verder dan de beschrijving van die ervaring, Hij leest wat hij leest. Zinnen die hem bekend voorkomen. Een interpretatie van ‘N30+’ lijkt niet mogelijk. Daarvoor spelen toeval en willekeur een te grote rol. Lees maar,er staat wat er staat. Er vormt zich geen groter idee. Elke aanzet tot een idee erachter slaat stuk op de absurditeit. Interpreteren levert niets op. Om het geleerd te stellen,en dat deed de filosoof en literatuurwetenschapper Mettes bij gelegenheid ook,is deze literatuur niet transcendent,maar immanent. De zinnen zijn wat ze zijn,achtergelaten door de schrijver en gevonden door de lezer. Objets trouvés. Doe er maar mee wat je wilt,lijkt Mettes te zeggen,te meer daar hij de publicatie van zijn megagedicht niet afwachtte en zelfmoord pleegde.(bladzijde 28) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een verhaal van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. Titel:’De dieven en het woord’. ‘Dit gebeurt in er was eens. In het verleden dat wij nu oproepen bestaat een man die leidt wat doorgaat voor een normaal leven,niet goed en niet slecht,een matige roker die zich maar een enkele keer een stuk in de kraag drinkt. Hij heeft een kat,muizen achter het behang,het gemiddelde geknaag van zorgen en een voorraadje glimlachjes om te wisselen met degenen – buren en bureaucraten en thans konijnen fokkende kolonels buiten dienst – die komen en gaan op de trap. Het is winter en de straten hebben koude grauwheid van steen.'(bladzijde 41) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.