met het essay van P.F. Thomése ‘Een perpetuum mobile van taal”Over Tonnus Oosterhoffs “Op de rok van het universum”‘. ”Dan de indeling,al de wegen,paden en paadjes. Vervolgens alle caravans,van buiten en binnen. Hoe ze de zon vangen op elk uur van de dag,alle uitzichten door alle ramen. Hoe ze geschoord staan,hun stroomverbruik. Planten,gedierte – elke kubieke decimeter herbergt talloze organismen. Campingbewoners,conversatie,gebaren,geuren;ook administratie,inhoud kampwinkel,temperatuur en samenstelling van het zwembadwater,het verloop van de individuele golfjes,hoe ze kabbelen rond die ene vroege zwemmer,de gele rugjes licht die ze langs de wand en bodem slepen.’ ‘Een aartslelijk plan,’ concludeert hij vervolgens.’Uitputtend opsommen strijdt met de logica,geen tekst kan de wereld zijn.’ ‘En daarom ligt de camping er in de ochtendzon bij als een plaatje.’ Let op het adjectief ‘daarom’ . Omdat geen tekst de wereld kan zijn,zelfs een hypertekst niet,is de schrijver overgeleverd aan de vorm.’ (bladzijde 30-31) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘De flits zijn’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’ . ‘ Dan leert ze me een nieuw,boeiend spel. We gaan met gekruiste benen op de vloer zitten met de gezichten naar elkaar toe,allebei met een schaal fijn wit zand. of meel. Het gaat erom dat er een glad oppervlak is om te schrijven.’ (bladzijde 45) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.