met het essay van P.F. Thomése ‘Een perpetuum mobile van taal”Over Tonnus Oosterhoffs “Op de rok van het universum”‘. ‘Er rest de auteur slechts een manier van schrijven c.q. opsommen,of een aantal manieren van schrijven c.q. opsommen. Een tekst is een retorische aangelegenheid,dat wil zeggen een bepaalde ordening van zinnen. Formuleringen vangen de werkelijkheid niet,ze breiden haar slechts uit. Van al dat geschrijf van ons wordt de werkelijkheid alleen maar groter. De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van werkelijkheden. Met elke toevoeging verandert er iets aan het geheel;door andere woorden toe te voegen,verandert de vorm en met de vorm verandert de betekenis. Greep op dingen krijgen we er niet mee. Vandaar ook Oosterhoffs vergelijking met de worm. Die heeft geen handjes om iets vast te pakken;die kan dus,in hogere zin,niets bevatten of begrijpen. Tonus Oosterhoffs worm is familie van Kafka’s kever uit het verhaal ‘Die Verwandlung’ alias ‘De gedaanteverwisseling’ . In ‘de rok’ wordt het principe van de metamorfose op een aantal niveaus uitgevoerd. Op verhalend niveau,waar er vaak sprake is van een wisselwerking tussen leven en dood,waarbij het ene stadium naadloos overgaat in het andere.’ (bladzijde 31) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘De flits zijn’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Zij trekt snel een par lijnen in het zand – een ingewikkelde formule,een vergelijking,een hypothese,een zware beschuldiging,een regel – en veegt die even vlug weer uit met haar hand voor ik mijn nek kan uitsteken om het ondersteboven te lezen. dan is het mijn beurt. Ik schrijf nerveus en veeg het meteen weer weg. Het spel wordt ingewikkeld en spannend. Het gaat lang door. Maar haar geest is te scherp voor de mijne. Ze wint altijd. Ze heeft een gezicht dat lijkt op rijstpapier.’ (bladzijde 45) Wordt vervolgd.Het verhaal is nog niet af.