met het essay van P.F. Thomése ‘Een perpetuum mobile van taal”Over Tonnus Oosterhoffs “Op de rok van het universum”‘. ‘Je kunt deze roman op elke bladzijde gaan lezen. Wat je ziet,wanneer je als dromer naar dit denken kijkt,is een voortdurende beweging,een voortdurende metamorfose waarin taal in betekenis verandert en weer terug in nieuwe taal. En als lezer verander je mee,je laat je meevoeren zonder dat je houvast krijgt,steeds is het weer iets anders wat je leest. Een perpetuum mobile van taal. Dat je Roelof de Koning in dit literaire tumult per se als hoofdpersoon wilt zien,is terug te voeren op het hardnekkige verlangen van de lezer om meer te zijn dan een broodkruimel,om een gezicht te hebben dat gezien mag worden en om er in het universum werkelijk toe te doen door je zelf in de hiërarchie der gebeurtenissen bovenaan te plaatsen. De manier waarop deze Roelof gaandeweg in de maalstroom van de tekst verdrinkt,roept bij mij herinneringen op aan het verhaal over de tuinder Meiland uit het verhaal ‘Lie Tze spreekt een schedel toe’,ook uit ‘Kan niet vernietigd worden’. Ik geef de samenvatting die de schrijver zelf geeft op het achterplat:’Op een ochtend loopt hij in alle vroegte met een zware koffer de Noordzee in en blijft doorvertellen wat hem overkomt,terwijl zijn bewustzijn uiteenvalt en zijn lichaam door de vissen wordt aangevreten.”(bladzijde 31) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘De flits zijn’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ze poetst haar tanden met veel schuim dat de lippen wit maakt en gebruikt dan hetzelfde schuim en die borstel om haar oor af te schrobben. Dat heeft de specialist haar aangeraden,tegen de doofheid. Met de roodgemutste loodgieter heeft ze de vloer van het huis leeggeruimd. Ze hebben alle meubels halverwege de muren vastgezet of laten bungelen van de plafonds in de kamers. De vloer van de woonkamer is zo bloot en zo bleek als de onbeschreven schoot van zand van een maagd.'(bladzijde 45-46) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.