met de lezing van J.F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Dit is in een paar zinnen het stramien waarop ik met u verder wil borduren. Ik weet niet of u de vorig jaar overleden Italiaanse schrijver Giorgio Manganelli kent,zoniet dan kan ik u aanraden naar het modern antiquariaat te gaan. Daar vindt u voor een prik twee uitermate geestige boeken van hem in vertaling en in de ramsj:de titels zeggen misschien al genoeg:’De roes van de briefschrijver en 99 andere gevleugelde romans’,honderd romans in pilvorm,en het andere ‘Uit de hel’. Er is een ander boek van hem,dat naar ik vrees wel nooit vertaald zal worden,’Rede van de schaduw en het blazoen’,waarvan alleen al de ondertitel een klein boekdeel spreekt:’ofwel over de lezer en de schrijver beschouwd als dementen’. Zoals bij Manganelli te doen gebruikelijk,is het een verneukeratief mengsel van retorische fratsen,groteske spot en de grootst mogelijke ernst. Het boek begint met een beschrijving van de prehistorische tijd dat er nog geen literatuur was. ‘De mannen en vrouwen hadden toen alles wat er nodig was om literatuur te maken:ze hadden woorden,kerkhoven,uitroepen,ziekten,honger,bezorgdheid om de dag van morgen,vuur dat verwarmt en dat brandt,bliksem en weerzin,abortussen en massamoorden,families en overspel;maar literatuur konden ze niet hebben.”(bladzijde 6) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘De flits zijn’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Het is een enorm ding,groter zelfs dan een oceaanstomer,de grote,de witte zonweerkaatsende,de mythische pens,en het tuimelt traag door de blauwe lucht. Het lijkt op zijn gemak door het dal te komen vergezeld van een ver dreunen,zich uitbreidend in steeds wijdere kringen van gedonder dat de rotswanden doet schudden. Het opbloeien van witte stilte. Weldra zal daar de flits zijn.'(bladzijde 47) Dit was het verhaal. Morgen verder met ‘Gebeente Gods’.