met de lezing van J.F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Voor die tegenstrijdigheid noemt Robert twee modelfiguren: Don Quichot die,misplaatst in de gewone wereld,droomt als een vondeling en een andere psychische leeftijd heeft dan Robinson Crusoë,de bastaard,die met eigen handen de wereld verandert. ‘Daar heb je’,schrijft Marthe Robert,’de scheidslijn tussen twee grote stromingen die de roman kan volgen en inderdaad gevolgd heeft in de loop van zijn geschiedenis,want strikt genomen zijn er maar twee manieren om een roman te vervaardigen:die van de realistische Bastaard,die de wereld volgt door haar frontaal aan te vallen;en die van de Vondeling die,bij gebrek aan kennis en handelingsmogelijkheden,de strijd uit de weg gaat door te vluchten of te mokken.’ Ik zou er het volgende aan willen toevoegen. Aangenomen dat alle literatuur illusies schept,laten deze twee romantypes ook twee manieren zien hoe met de illusie kan worden omgegaan. In de ene lijn alsof er helemaal geen sprake van illusie is. De lezer moet geloven dat wat hij leest waar is,waar gebeurd,echt beleefd,in overeenstemming met of een voortzetting van de werkelijkheid. Het werk heet dan realistisch,naturalistisch of echt,authentiek,werkelijkheidsgetrouw.'(bladzijde 10) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Deze kant van de heuvel,ja. Het gebeurt altijd aan deze kant van de heuvel. Precies hier kruisen de lijnen van de geschiedenis en de aarde:dat er een heuvel of terp of tumulus moet zijn tussen Masetedi (die met het stralend gelaat) en de Indringers. Een rij cipressen omzoomt de naar beneden slingerende weg,als kruisen die klaar staan voor gebruik,als plechtige ongeschoren zwaardvechters die groene schilden ophouden in de ochtendglinstering. De processie moet beginnen in de vroege morgenuren van de top af(of erachter?).'(bladzijde 51) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.