met de lezing van J. F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Bij vrijwel alle lezers bestaat een bereidheid tot geloven,een behoefte aan illusie die diepe wortels in de menselijke psyche heeft en die misschien ook verklaart waarom zelfs de meest weerspannige en wantrouwige lezer en kijker op z’n tijd gevoelig blijkt voor melodramatische elementen,sentimentaliteit en kitsch. Zelfs het meest gestileerde gevoel heeft nog iets met het sentiment gemeen:hetzelfde gevoel of misschien nauwkeuriger:de behoefte aan een bepaald gevoel. Het verschil is misschien zo te formuleren:kitsch zegt dàt een gevoel er is,echte literatuur laat het hoe en wat horen,zien en voelen in een vorm zoals dat gevoel nergens anders bestaat;het heeft vooral met maatgevoel te maken,met dosering. Schrijvers als Dostojevski of Faulkner waren beslist niet kieskeurig in het gebruik van hun literaire middelen. Ze schrokken er niet voor terug uit romantische griezel- en avonturenromans te putten,of brokstukken te gebruiken uit Griekse en bijbelse mythologieën. Een korte samenvatting van hun romans zou als flaptekst kunnen dienen voor de eerste de beste flutroman – een bewijs te meer dat de roman wel iets meer is dan het verhaal,het thema en het onderwerp.'(bladzijde 12) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Als je een zaak in twee deelt kom je nooit aan het einde ervan. Ook de maan groeit vanuit de nacht. En dus breiden we de zee uit. We weten waar die is omdat zij voor ons niet bestaat. Zuiverheid,broeder. Alleen kuisheid kan maken dat we ongemerkt heengaan. Wij zijn Masetedi. Ook al was ons leven rampzalig,een gemorrel aan grenzen,een knoeiboel van compromissen,ons heengaan op het eind hoort tenminste onopvallend te wezen. Daartoe worden de uitverkorenen beschilderd.'(bladzijde 52) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.