met de lezing van J.F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘Kafka veroordeelt zichzelf als schrijver,zoals dat ook voortdurend in zijn dagboek te lezen is. Maar hij doet dat schrijvend, door te schrijven. Hij veroordeelt niet de kunst,maar de kunstenaar. Zijn voornaamste aanklacht tegen hem is dat hij niet aan de absolute eis van de kunst heeft weten te voldoen. Maar heeft hij hem al niet bij voorbaat ten dode opgeschreven door de kunst tot absolute hoogte te verheffen zodat ze onbereikbaar is? In het verhaal is de kunstenaar een hongerkunstenaar,die na tijden van succes ergens terzijde van het circus een kwijnend bestaan leidt,op sterven na dood,hongerend zonder dat iemand,ook hij zelf niet,nog bijhoudt hoe lang. ‘Men woelde met stokken het stro op en trof de hongerkunstenaar erin aan. ‘Honger je nog steeds?’ vroeg de opziener. ‘Wanneer houd je nu eindelijk eens op?”Nemen jullie me niet kwalijk,’fluisterde de hongerkunstenaar;alleen de opziener,die zijn oor tegen het traliewerk hield verstond hem. ‘Natuurlijk,’ zei de opziener en legde de wijsvinger tegen zijn voorhoofd om het personeel aan te duiden in welke toestand de hongerkunstenaar zich bevond. ‘We nemen je niets kwalijk.”Ik heb altijd gewild dat jullie mijn hongeren zouden bewonderen,’zei de hongerkunstenaar.”(bladzijde 12-13) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Als ze twijfelen zakken ze daarom op de knieën en schreeuwen naar beneden: ‘Halloooo…Blijf liggen en beweeg je niet…’ wachtend misschien op de verre echo van een zucht als van de zee die weeklaagt om het land. En ze zijn bezorgd. Hoe lang nog voor we door de heuvel heen steken en de wind erdoor laten? En dan die losbandige Indringers,die het leven begaan alsof het iets was om geleefd te worden!'(bladzijde 54) Wordt vervolgd. het verhaal is nog niet af.