met de lezing van J. F. Vogelaar ‘De kunst van het lezen’. ‘De associaties die door de letter van de tekst worden opgeroepen zijn nooit zomaar beelden en gevoelens in het wilde weg,maar houden altijd verband met bepaalde codes,bepaalde talen en bepaalde stereotypen. Ook de meest subjectieve lectuur die je je maar kunst voorstellen is altijd een spel dat uitgaat van zekere regels. En die regels worden evenmin willekeurig door de schrijver vastgesteld,hij past ze alleen op zijn eigen manier toe. Als de tekst of de lectuur een waarheid bevat,dan een waarheid die subjectief noch objectief is;het is de waarheid van het spel. Maar,zoals gezegd,het spel is meer dan louter verstrooiing. Je mag er gerust het woord ‘werk’ voor gebruiken. Transformatie noemde ik het:verandering,passief en actief. De lezer voert het werk uit,en dat is zelf werk,al hoeft het niet per se met veel moeite gepaard te gaan. De formulering ‘lezen is een uitvoerende kunst’ zal onmiddellijk zijn. Maar neem je haar letterlijk,dan komt er heel wat bij kijken dat in de praktijk,en we hebben het over een uitvoeringspraktijk,helemaal niet zo gebruikelijk is. Spreekt het wel zo vanzelf dat iedereen die het alfabet beheerst ook kan lezen,laat staan in principe alles moet kunnen lezen?'(bladzijde 15) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Het lichaam trilt van het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘(Ontdek ik nu ook een barst in zijn stem? Het is niet echt van belang omdat we straks meteen zijn lijden,ja zijn ketterij vergeten zullen zijn;het is de cadans van het gebed waar het op aankomt.) ‘Laat mijn volk gaan,’zegt Mfowethu. ‘Laat ons nu de ogen sluiten en de handen vouwen. O zegevierend leven! Ik ben! Zie hoe het lichaam trilt van het woord.”(bladzijde 55) Wordt vervolgd.