met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘In een rizoom daarentegen verwijst niet iedere streng noodzakelijk naar een linguïstische streng:semiotische schakels van elke soort zijn daar op de meest uiteenlopende manieren verbonden met biologische,politieke,economische,enz.,er worden niet alleen heel verschillende tekensystemen in het spel gebracht maar ook verschillende voorschriften. Het verband van collectieve uitingen functioneert inderdaad direct in mechanische verbanden,en je kunt geen radicale breuk vaststellen tussen tekensystemen en hun objecten. De linguïstiek blijft,zelfs daar waar ze pretendeert zich aan het expliciete te houden en geen taal veronderstelt,verstrikt in de sferen van een vertoog dat nogal specifieke vormen van verband en maatschappelijke macht impliceert. Chomsky’s grammaticaliteit,waarin het categorische symbool S alle zinnen overheerst,markeert op de eerste plaats een machtsrelatie en dan pas een syntactische relatie:je behoort grammaticaal correcte zinnen te maken,je behoort elke formulering in een nominaal syntagma en een verbaal syntagma onder te verdelen (eerste tweedeling