met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘De semiotiek van gebaren,gelaatsuitdrukkingen,speelsheid,enz.,herwint bij kinderen haar vrijheid en maakt zich los van de ‘kopie’,d.w.z. los van het heersende taalvermogen van de leraar – een microscopische gebeurtenis werpt het evenwicht van lokale machten omver. Zo kunnen de generatieve bomen die geënt zijn op het syntagmatische model van Chomsky zich naar alle richtingen openen en op hun beurt rizoom maken. Rizomorf zijn betekent:stengels en vezels produceren die er uitzien als wortels,of liever:die samen met hen de stam binnendringen en hen in staat stelt er op een nieuwe en ongewone manier gebruik va te maken. Wij zijn de boom moe. We moeten niet meer in bomen,in wortels of in haarwortels geloven,we hebben er genoeg onder geleden. De hele boomstructuur is op hen gebaseerd,van de biologie tot de linguïstiek. Alleen onderaardse stengels en luchtwortels,wildgroei en rizoom zijn mooi,zijn politiek en worden verliefd op elkaar. Amsterdam:stad zonder wortels,rizoom-stad met haar stengel-grachten,waar het nut in zijn verhouding met een handelsoorlogmachine zich met de grootste waanzin verbindt. De boom en de wortel geven een treurig beeld van het denken dat voortdurend het vele imiteert door uit te gaan van een superieure eenheid,centrum of segment.'(bladzijde 37) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Eindelijk dood’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Hij kende elke centimeter van de weg die van Uzbaq naar Witstad loopt en kon een topografische kaart van Orbi voor je tekenen. Hij was de laatste die de taal kon spreken van de mensen van Natland,maar spellen kon hij niet. Hij begreep tot aan het fijnste delirium wat een vrouw ongelukkig maakt en hij had nooit een meisje gehad. Hij kende de geschiedenis van de spijker en kon de geluiden imiteren die slakken maken als ze paren. Hij maakte ook imitatiespiegels.'(bladzijde 72) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.