met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘In feite speelt de stam,als je het geheel van wortels-takken bekijkt de rol van tegengesteld segment voor een van de kleinere gehelen die van onder naar boven lopen. Zo’n segment kan een ‘verbindingsdipool’ zijn,ter onderscheiding van ‘eenheidsdipolen’ die uit stralen bestaan die vanuit één centrum worden uitgezonden. Maar de verbindingen kunnen zich vermeerderen zoals in het haarwortelsysteem,je komt niet los van het Een-Twee en van louter geveinsde veelheden. We kunnen door regeneratie,door reproductie,door terug te keren,door Hydra’s en Medusa’s niet meer ontsnappen. Boomsystemen zijn hiërarchische systemen die betekenisdragende en subjectiverende centra,centrale automaten bevatten die als georganiseerd geheugen functioneren. Dat betekent dat in overeenkomstige modellen een element slechts informatie ontvangt van een hogere eenheid en van een subjectief gevoel,van al bestaande verbindingen. Bij de huidige problemen van de informatica en de elektronische machines,die nog altijd het oudste denken in die mate hebben bewaard waarin zij de macht aan een geheugen of aan een centraal orgaan delegeren,is dat goed te zien. In een fraai artikel dat de ‘beeldenwereld van het boomvormige gezag'(gecentreerde systemen of hiërarchische structuren) onthult,merken Pierre Rosenstiehl en Jean Petitot op:’Het primaat verlenen aan hiërarchische structuren komt neer op het bevoordelen van boomvormige structuren.[…]De boomvorm laat een topologische verklaring toe.[…]”(bladzijde 37-38) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Eindelijk dood’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Hij kon zeer gewichtige ongedachten formuleren en uitspreken,precies als een politicus. Hij had Deel Een van Karl Marx”Das Kapital’ uit zijn hoofd geleerd in oud Sanskriet. Hij kende de maat van de onderbroek die Mfowethu droeg,dat is te zeggen nadat Mfowethu was losgelaten uit Alcatraz en hij toestemming had gekregen om zijn aanhangsels en zwellingen te doen omvatten door een onderbroek. Hij kon lopen als een struisvogel,kon de wijdbeense hurkzit van het wijfje aannemen in een perfecte nabootsing van broedsheid of vaginahonger,en zou een heel listige wilde-struisvogeljager hebben kunnen zijn als er nog wilde struisvogels over waren geweest om te jagen.'(bladzijde 72) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.