met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘Het rizoom laat zich op het Ene noch op het vele terugvoeren. Het is niet het Ene dat twee wordt,ook niet het Ene dat direct drie,vier,vijf,enz.,wordt. Het is noch het vele dat van het Ene wordt afgeleid,noch dat vele waarbij het Ene wordt opgeteld (n+1). Het bestaat niet uit eenheden maar uit dimensies. Het bouwt lineaire veelheden in n dimensies,zonder subject of object,die uitgezet kunnen worden op een consistentievlak,en waarvan het Ene altijd afgetrokken wordt (n-1). Een dergelijke veelheid varieert haar dimensies niet zonder op zich van aard te veranderen en van gedaante te verwisselen. In tegenstelling tot een structuur die zich definieert door stelsels van punten en posities,door binaire betrekkingen tussen de ze punten en posities,door binaire betrekkingen tussen deze punten en bi-univoke relaties tussen deze posities,bestaat een rizoom slechts uit lijnen:segmenteringen- en stratificatielijnen als dimensies,maar ook vlucht- en deterritorialiseringslijnen als maximale dimensie,volgens welke de veelheid van gedaante verandert door van aard te veranderen. Je mag zulke lijnen of contouren niet verwisselen met genealogische lijnen van het boomtype,die alleen maar verbindingslijnen zijn tussen punten en posities. In tegenstelling tot de boom is het rizoom geen voorwerp van reproductie:noch een uitwendige reproductie als beeld-boom,noch een inwendige reproductie als boom-structuur.’ (bladzijde 43-44) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Broer’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Er komt een koude wind van de bergtop. Aanwakkerende storm net over de grens,kondigde Radio Waartaal vanmorgen aan,en misschien waaien er enkele buien over om ook bij ons een eind aan de droogte te maken.’Ik heb nooit begrepen dat de autoriteiten het goed vonden dat je een bijnaam op je officiele vervoermiddel hebt geschilderd,’ zeg ik bij wijze van groet.’ (bladzijde 76) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. In een hommage die ik maakte voor Tonnus Oosterhoff gebruikte ik o.a. zijn prachtige zinnetje ‘letters zijn stemlipwezen’. Ik bedacht toen zelf ‘grootbeschrijfletsel’. Ja,ja!