met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Limiet Werken met dat wat voorhanden is,zoals met readymades of met de gegeven taal in plaats van een nieuwe taal proberen te ontdekken,is werken met alles wat er is. Maar alles wat er is,vertelt niet het hele verhaal. Weliswaar kunnen de intervallen net nieuwe aanbrengen in het bestaande,toch opereren ze binnen een gegeven speelveld. Dat maakt elke poëtica van het voorhandene feilbaar. Een kunstpraktijk die zich baseert op readymades of op de bestaande taal loopt altijd het gevaar enkel de bestaande orde – politiek,economisch,esthetisch,ideologisch – te reproduceren,zonder enig verschil te hebben gemaakt. Zo is het kapitalisme zelf ook uitgerust meteen netwerkpoëtica (die maakt zelfs,naar Boltanski en Chiapello,zijn ‘nouvel esprit’ uit). Het kapitalisme is grondeloos,open,veranderlijk,creatief,en in principe overal aanwezig. Niet alleen de minimale intervallen van de experimentele kunst kunnen alles als nieuw laten verschijnen – het kapitalisme kan dat ook,door aan welk ding of idee ook,ongeacht de geschiedenis,een ruilwaarde toe te kennen en het in de verkoop te gooien.'(bladzijde 17-18) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Over de ogen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Ze speelt dat ze vroom is. Ze heeft een schijninteresse in vroomheid. Ze ondersteunt goede daden met de bedoeling een rekening te kunnen indienen. Nu is ze totaal in zichzelf verzonken. Het leven en alle levende wezens zijn een samenzwering die ze te slim af moet zijn.'(bladzijde 83) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Van Tonnus Oosterhoff het woord ‘roestplaatsen’. (uit ‘Ja Nee’ bladzijde 8)