met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Kunst kan ons misschien helpen andere werelden voor te stellen,maar is niet sterk genoeg ze ook werkelijkheid te maken. Alle geëngageerde kunst loopt dus vroeg of laat tegen een beperking op,of komt in botsing met de wereld,soms met dramatische gevolgen voor het kunstwerk of de kunstenaar. Zulke botsingen kunnen zeer pijnlijk zijn,maar ze zijn altijd ook productief. De essays in deze bundel analyseren er enkele,bij onder meer Henry David Thoreau,Herman Gorter en Jeroen Mettes. Ze laten plekken zien waar er frictie is tussen verbeelding en wereld,waar de kunst de grenzen van zijn mogelijkheden bereikt,of juist de wereld qua verbeelding te ver voorbijstreeft;zo duiden deze botsingen ook plekken aan waar we nieuwe mogelijkheden moeten zoeken. Opbouw Dit boek is losjes gestructureerd rond de blogposts die tussen 2006 en 2013 op ‘Vriezen vindt…’ zijn verschenen. Ze vormen,in sterk bewerkte vorm als reeksen aforistische ‘Passages’,een rode draad door de in dit boek bijeengebrachte teksten. Het boek bestaat uit vier delen,en elk deel bevat een Passage-reeks en een aantal essays die grotendeels in dezelfde periode zijn geschreven,veelal voor tijdschriften of voordrachten(waaronder één vertaald essay van Bruce Andrews).'(bladzijde 18019) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘Over de ogen’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Een erkenning door de wereld dat ze almaar door moet blijven leven tot over de verre horizon. Ze woont in een droog land. Haar tenen voelen het stof. Ze maakt zich zorgen over haar blaas haar huid. Ze wil nieuwe tanden krijgen en verwoesting zaaien onder de ondankbaren.'(bladzijde 83) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Nog zo’n zin van Tonnus uit ‘Ja Nee’;’Ik uitdreig verschrikvolkelijke globomspannende vloekjulienne,'(bladzijde 18)