met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Vriezen. ‘Maar wat voor muziek is dit? Lijkt zij meer op die van Joyce of op die van Beckett? De vele neologismen doen bij eerste kennismaking misschien joyceaans aan,en de intensiteit van zijn tekst nodigt uit om zijn kunstgrepen betekenisvol te lezen. Vervaeck:’Ik geloof niet dat er ook maar één woordspeling,verschuiving of verhaspeling in Krijgelmans’ vocabularium is,die gratuit of zinloos zou zijn. Alles heeft bij hem betekenis[…]’ Dat is waar,maar zeker zo belangrijk is het arbitraire van Krijgelmans’ verdraaiingen,dat er ook in zit en dat hij radicaal uitwerkt. Hij benoemt veel zaken structureel verkeerd,gebruikt bijvoorbeeld consequent ’trein’ voor ‘denken’ (wat wellicht aan Steins bezwaar tegen het zelfstandig naamwoord tegemoetkomt). Het meest valt zijn voorkeur voor het verhaspelen van woordsoorten op,bij woorden als ‘neukelings’,zelfstandige naamwoorden als ‘logikaal’ en ‘kluwerig’,bijvoeglijke naamwoorden als ‘spontaneer’. De woordsoorten weigeren vast te zitten in hun normale syntactische functie. Steeds treedt er een geforceerde dubbelmuziek op:de interne dynamiek van het woord op de grond van de woordsoort die je door de positie in de zinsbouw zou verwachten,wordt verdubbeld door de dynamiek van de woordsoort waarnaar zijn afwijkende vorm verwijst.’ (bladzijde 47-48) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘JIE-AI-AI-IE’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘En dan de murmelende monoloog van de vrouw in de grijze jurk. Droeg ze haar grijze jurk nog? We konden niets zien. Niet dat we dat wilden. Onze ogen waren gewend naar het parket dat te donker was om ooit nog de zon te kunnen vangen. De vrouw van de man met de vochtige kaalte begon zachtjes te praatzingen.'(bladzijde 94) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Van Mark van Tongele uit ‘Lichtspraak’ het woord ‘mondhoekvleugels’.