met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Hoevelen zoeken niet hun voeten te warmen bij een behaaglijk poëtisch haardvuur? Ik citeer,ongetwijfeld ten overvloede,Slauerhoff: ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,/Nooit vond ik ergens anders onderdak;/Voor d’eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,/Een tent werd door den stormwind meegenomen./Alleen in mijn gedichten kan ik wonen./Zoolang ik weet dat ik in wildernis,/In steppen,stad en woud dat onderkomen/Kan vinden,deert mij geen bekommernis./Het zal lag duren,maar de tijd zal komen/Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt/En tevergeefs om zachte woorden smeekt,/Waarmee ‘k weleer kon bouwen,en de aarde/Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de/Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.’ ‘Woninglooze’ illustreert aardig de dialectiek tussen romantiek en burgerlijkheid,schip en huis. De romanticus die zich nergens ter wereld thuis voelt,vindt in zijn poëzie een spiritueel onderkomen. (Zijn tegenpool – de burgerman die het avontuur alleen in de poëzie durft zoeken – is overigens de typische Slauerhofflezer.) Slauerhoff mag zijn leven op zee en ‘in den vreemde’ hebben doorgebracht,en zijn gedichten mogen daarvan getuigen,maar zijn gedichten zijn Hollandse huizen:goed geïsoleerd,degelijk. (Ik zal niet zeggen:burgerlijk.)'(bladzijde 250-251) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. Uit de reeks ‘Bij benadering’ het gedicht (I). ‘Uit ondoorgrondelijke verten van het geheugen doemen soms/ de vreemdsoortigste plaatsen en streken op -/// de voorbijglijdende landschappen,de zo desolaat ogende/treinstations in de provincie,waar ik misschien wel/ nooit in- of uitstappen zal/// hoe vaak zag ik niet,niet alleen ’s nachts/ maar ook overdag,dat het op mijn horloges precies/ zeven minuten over één was,alsof het mij/dwingend aan iets herinneren wilde/ door juist op dat tijdstip zo ongeveer stil/ te blijven staan'(bladzijde 25) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘In de loop van de woorden’ van Breyten Breytenbach het woord ‘hemelheuvels’. (bladzijde 52)