met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Zelfs dieren hebben stijl en persoonlijkheid in die zin,merkt Charles Olson op: ‘What I do see is that each man does make his own special selection from the phenomenal filed and it is true we begin to speak of personality,however I remain unaware that this particular act of individuation is peculiar to man,observable as it is in individuals of other species of nature’s making.’ Nu,wil poëzie meer zijn dan de lifestyle keuze van een individu,dan moet de woning in kwestie ramen hebben,waardoor de wind naar binnen kan waaien. ‘Een opening naar de kosmos,’ zeggen Deleuze en Guattari. William Blake zegt: ‘The Sky is an immortal Tent built by the Sons of Los/And every Space that a Man views around his dwelling-place:/Standing on his own roof,or in his garden on a mount/Of twenty-five cubits in height,such space is his Universe;/And on its verge the Sun rises & sets.’ Slauerhoff ontsnapt door het gat van de dood;Kouwenaar kan niet naar buiten. Men zal tegenwerpen dat smaken verschillen en dat er niets mis is met bedrukkende gezelligheid. Ik kan daar enkel op antwoorden dat men het mis heeft,en dat de openstelling naar buiten een essentiële eigenschap is van poëzie.'(bladzijde 254-255) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. Titel van het gedicht ‘(3)’. ‘Dat moment waarop de grote wijzer,alvorens/ trillend te verspringen,een ademtocht lang stokt -/ ook nu laat het het verloop onverlet/// de aarde wentelt om zijn as en ontelbare werelden/ bewegen mee,ochtendgloren en avondval/ bestrijken etmaal na etmaal,bezig over eisprong/en zelfbestuiving,honingraten en ijskristallen///te waken,over jou,over het voortdurend/ zo gekoesterde'(bladzijde 28) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Uit de hoge hoed. Poëzie voor hoogbegaafde kinderen’ het woord ‘assentoon’. (bladzijde 44)