met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Daarom zal men ’totaal witte kamer’ in de toekomst vooral nog lezen omdat het een gedicht is van Kouwenaar,een uitdrukking van het leven van een persoonlijkheid die soms – maar niet hier – samenviel met de grote dichter. Nu kan een gedicht meer of minder open staan naar buiten,en de regel is zeker niet:hoe meer hoe beter. Een gedicht kan al flirtend oplossen in zijn buitenkant. De spannendste poëzie is de poëzie die net niet oplost,die balanceert op het randje van een fragiel territorium – zoals de schamele hutten van Paul Celan -,of die een traject aflegt van territorium naar territorium – zoals de ‘periplum’ of navigatiepoëtica van Ezra Pounds ‘Cantos’ en het moderne Amerikaanse versepos in het algemeen. In het laatste geval is de deur van het huis definitief open gegooid en zijn we over de drempel gestapt,de wereld in. In sommige gedichten lijkt het huis volledig ontmanteld en hebben we eerder met een publieke ruimte te maken,vol geroezemoes,als een café of winkelstraat. Neem ‘Sonnet XV’ van Ted Berrigan (1964): ‘In Joe Brainard’s collage its white arrow/he is not in it,the hungry dead doctor./Or Marilyn Monroe,her white teeth white-/’I am truly horribly upset because Marilyn/and ate King Korn popcorn,’he wrote in his/of glass in Joe Brainard’s collage/Doctor,but they say ‘I LOVE YOU’/and the sonnet is not dead./takes the eyes away from the gray words,/Diary. The black heart beside the fifteen pieces/Monroe died,so I went to a matinee B-movie/washed by Joe’s throbbing hands. ‘Today/What is in it is sixteen ripped pictures/does not point to William Carlos Wlliams.”(bladzijde 255) Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedicht ‘(3)’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘ werkelijkheid en verbeelding zijn innig/met elkaar verweven,soms worden er patronen zichtbaar/ die onherkenbaar anders en tegelijkertijd/ vanzelfsprekend lijken -/// een broeierige hemel kondigt/ onweer aan en in deze atmosfeer,in dit vlechtwerk van schaduwen/luisteren de dingen nauw,ik zie mijn vader/ in zijn gekreukelde linnen pak bij het tuinhek. halsstarrig de straat afturen/ alsof hij verwacht dat er iets te gebeuren staat'(bladzijde 28) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Uit de hoge hoed. Poëzie voor hoogbegaafde kinderen’ het woord ‘zielenoor’. (bladzijde 44)