met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Ritme is taal tegelijk gestold tot intensieve eenheden (heffingsgroepen) en aan het stotteren gebracht (herhaling van de heffingsgroepen). Metrische poëzie verschilt van vrije poëzie alleen in graad,niet in soort:een metrisch gedicht heeft een hogere ‘stollingsgraad’ en een meer regelmatige ‘stottergraad’. Maar zelfs de meest metrische poëzie moet,wil zij effectief zijn en niet van starheid uiteen vallen,zo nu en dan ontspannen,dat wil zeggen antimetrieën toelaten. Tegelijk is een vrij vers niet simpelweg een ontspannen metrisch gedicht,een slap in plaats van een strak gespannen koord,hoewel dit gevaar altijd dreigt. Het vrije vers is misschien per definitie experimenteel,omdat het door zijn afwijzing van metrum steeds weer op zoek moet naar nieuwe vormen van stollen en stotteren. Beelden kunnen als ritmisch gerangschikte stollingseenheden gelden,nonsequiturs eveneens,zoals in deze alinea uit Ron Sillimans ‘Paradise’,een lang prozagedicht waarvan elke alinea geschreven is in het tijdsbestek van één dag. De toevallige consistentie en het ritme van een dagboek – één van de oerritmes van de geschreven taal – modificeert de dichter met een niet-narratieve puls van autonome zinnen:'(bladzijde 280) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. Titel van het gedicht ‘Voor wat het is’. ‘Als een uit een hemelse hangar ontsnapte engel/zit zij ruiend in de berm van een vluchtstrook/langs de autostrada tussen verspreid liggende flarden/stukgesneden vrachtwagenbanden///een druilerige dag is het,wind/krauwt de nekveertjes,veel valt er niet/aan haar te verregenen///ze draagt vermoedelijk geen andere boodschap/bij zich dan een van vertwijfeling/en achterdocht,dof glanzen haar enigszins verzonken ogen/die zo te zien hun geloof/in haast alles zijn kwijtgeraakt'(bladzijde 40) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘beterpraters’. (bladzijde 45)