met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘De stof – voor de dichter:de taal – kan natuurlijk ook afgekoeld worden of talloze andere bewerkingen ondergaan,die van het gedicht een dynamische assemblage van snelheden en traagheden,van bijzondere en normale punten,maken. De uiteindelijke producent van ritme is echter niet de dichter,maar de lezer. II ‘Poëzie is de andere samenhang,niet bestaand uit redeneringen maar uit ritme’. Octavio Paz Nog voor de lezer actief aan het interpreteren of analyseren slaat,is het ritme van het gedicht actief,als een syntactische bewerking van de natuurlijke syntaxis. Naast asyntactisch is die bewerking asemantisch,maar relatief autonoom ten opzichte van betekenis,op weg naar iets anders. Misschien is dat de reden waarom ritme zo’n relatief onbelangrijke rol speelt in belangrijke poëtica’s als die van Bronzwaer,poëtica’s die poëzie op de eerste plaats begrijpen als betekenisproductie,ook al is het ‘die wijze van taal gebruiken […] waarbij de betekenis allereerst te zoeken is in de vorm'(231). De privileges die Bronzwaer toekent aan de Vorm zijn maar schijn,want een ritmische eigenaardigheid zal zo snel mogelijk iconisch moeten worden gemotiveerd,dat wil zeggen,ondergeschikt gemaakt aan de ‘inhoud’.'(bladzijde 282) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Water’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘als verglaasd ligt de dauw over de velden/en het weidse,moerassige gebied daarachter/is een aquarel waar de tinten/te nat,te lukraak werden opgebracht///de hemel spiegelt er zich in het bodemloze dat zijn leegte/boven het verzonkene,het afgestorvene/heeft gesloten,uitersten komen hier vaak openlijker/dan ergens anders samen,bladstille/ochtenden,vliegende storm,eenzaamheid/en drift -///waar kan ik mijn handen nog in onschuld wassen?'(bladzijde 41) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘de kleinegighelversierdevitrinelilith’. (bladzijde 47)