met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ‘Van de actuele vormen (identiteiten) van het heden behoudt de Eeuwige Wederkeer niets dan de intensiteiten (verschillen van verschillen) die eraan ten grondslag liggen,en redistribueert die met de worp van een ontologische dobbelsteen: ‘[F]aire de la répétition,non pas ce à quoi l’on “soutire” une différence [ zoals in de Gewoonte een particuliere eenheid kan verschillen van een algemeen patroon],ni ce qui comprend la différence comme variante [zoals in het Geheugen verschillende varianten van bijvoorbeeld een sonnet liggen opgeslagen],mais en faire la pensée et la production de l’absolument différent’ – faire que,pour elle-même,la répétition soit la différence en elle–même (DR 127).’ De derde passieve synthese is de meest fundamentele omdat ze de voorwaarde vormt voor het feit dat er überhaupt iets gebeurt,dat wil zeggen,dat er betekenis is in de zin dat we in het heden (Gewoonte) iets herkennen (Geheugen). Een gedicht is op de eerste plaats een gebeurtenis die niet te reduceren is tot tekst en lezer;beiden maken deel uit van de gebeurtenis. Betekenis op dit niveau is niet iets dat de lezer uit de tekst haalt door exegese of structurele analyse,maar de sensatie gegrepen te worden door een ritme – een sensatie die even asubjectief is als ritme subrepresentatief. Niet iconiciteit,maar intensiteit is de primaire bron van poëtische betekenis. Vóór enige thematische synthese krijgt het gedicht consistentie en autonomie in de drie passieve synthesen van poëtisch ritme.'(bladzijde 290 291) Dit was ‘Een andere samenhang’ van Jeroen Mettes. Een bijzondere kijk op ritme in de poëzie. Nu weer verder met een gedicht van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. Titel ‘Manchester Fog’. ‘Als vervilt,grijs omzwachteld/de huidige dagen,lege webben in spinnerijen/achtergelaten,ververijen/van vrijwel al hun kleur ontdaan///duiven vliegen met asfaltpapieren vleugels/klapwiekend op,de aaneengeregen/eendere arbeidershuizen,de Victoriaanse kantoren/en depots,de geglazuurde tegels/waarmee het baksteen werd afgebiesd -/dat alles kwijnt,verbleekt/in gelige mist en fabrieksrook'(bladzijde 50) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘schrikgrotinnen’. (bladzijde 105)