met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘De beweging van de zelfreflectie is in principe oneindig,maar is anderzijds ook ‘productief’. Dit houdt in dat de reflectie zich niet in een lege oneindigheid verliest,maar telkens weer een product,een esthetische vorm voortbrengt die per definitie eindig is. De concrete vorm van het kunstwerk is het resultaat van een reflectie die zichzelf begrenst. De manier waarop de beweging van de reflectie tot een esthetische vorm stolt is voor de romantici wezenlijk door ‘ironie’ getekend. De ironie zet de vorm op losse schroeven zonder hem daarom te vernietigen,en zorgt er aldus voor dat het kunstwerk een ‘open kunstwerk’ blijft. Daarom moet de kunstkritiek geen ‘esthetische’ oordelen vellen over de vorm van het kunstwerk,maar moet ze de vorm lezen als een altijd voorlopige,in wezen bedrieglijke zelfbegrenzing van de reflectie. Zo’n lezing heropent meteen het oneindige proces van de reflectie,die elke vorm telkens weer in een andere doet omslaan. Deze eindeloze wisseling van vormen speelt zich af in het ‘reflectiemedium’ van de Kunst als idee. Het gaat hier niet om de idee van een volmaakt,in zichzelf afgerond kunstwerk,maar om het hypothetische totaal van alle elkaar reflecterende vormen,een ‘continuüm van alle vormen’.'(bladzijde 176-177) Wordt vervolgd. Geen gedicht van b.zwaal. Ik ben al een lange tijd aan het broeden op een hommage voor b.zwaal,trouwens ook op anderen,maar telkens hapert het zoeken. Ook nu weer. Gisteren kwam ineens Mark van Tongele weer in beeld voor een hommage. Dat kwam vooral door het stukje van Hans Groenewegen in ‘Met schrijven zin verzamelen’. Titel van het stukje ‘Polsstokken van Mark van Tongele. Daar wordt het gedicht ‘Groothandel in letterleermiddelen’ geciteerd. Groenewegen wil het gedicht uit zijn hoofd leren. Ik was meteen weer verkocht. b. zwaal komt even op het stapeltje te liggen. Die komt wel weer terug. Ik ga met de plezierboot mee. Uit de bundel ‘Lichtspraak’ het gedicht ‘Groothandel in letterleermiddelen’. ‘Plezierpapier en woordhandenarbeid:rijgpompons/reddingsvervoeringstuigen badmintonsshuffels zelf-/klevende mozaïeksteentjes wittcol memokubus meng-/potjes inleg-rangschikplankjes regenboogkleurpotloden/lomers hoelahoep funliner glitter linkprint dcreall-fix/doezelaars dobbelwoordbouw oorstekers oogstickers/partyslingers parelpoppetjes prikvilt vogelbekjes vouw-/maskers wiebelogen wereldmotiefpapier vensterfolie/roltongen zilverkoord taartdozen stoepkrijt loopklossen/kleurknotsen klokkwartetten kaarsenzand ‘glow in the dark”.'(bladzijde 23) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘duiveglans’. (bladzijde 141)