met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘De kritiek beoordeelt het kunstwerk niet maar ‘voleindigt’ het,zij het dat deze voleindiging niet,zoals bij Hegel,inhoudt dat de kunst oplost in een absoluut zelfbewustzijn. De ‘nuchtere’ kritiek offert het kunstwerk op aan de Kunst. Zij geeft de stabiele vorm prijs aan de rusteloze metamorfose. Op die manier is elke kunstkritiek een voorafschaduwing van een kunstwerk zonder precedent,een ’totaalkunstwerk’ dat de romantici de naam ‘progressive Universalpoesie’ of ‘Transzendentalpoesie’ gaven. De schriftuur van deze poëzie zou er een zijn waarin alle vormen,genres en stijlen zich voortdurend door de reflectie laten verstoren en in elkaar overgaan. Vandaar dat de gedroomde poëzie dichter bij het nuchtere proza ligt dan bij wat men zich doorgaans bij ‘poëzie’ voorstelt. Benjamin legt er de nadruk op dat de romantici helemaal niet zo ‘romantisch’ waren in de zin van meegesleept op de golven van het gemoed. In de ideale schriftuur laat de artistieke bevlogenheid zich graag onderbreken door de nuchterheid van de kritiek. Maar deze kritiek is geen academische,vormanalytische bezigheid. De kritiek is wezenlijk geïnspireerd door een ervaring van wat elke vorm te buiten gaat en juist daardoor de motor is van de eindeloze wisseling der vormen.'(bladzijde 177) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. Uit de reeks ‘Residentie Seafun’. ‘Doodmistig////Op een glibberige golfbreker/omdolend. Klotenbibber.///De mantel van het leven ruifelt./De zee wist betekenis na betekenis.///Hoe,zegt mij,hoe/strikt men de geluksster/in zijn tredmolen?'(bladzijde 9) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘suikerbergen’.(bladzijde 142)