ik heb in Kampen de tentoonstelling van Adzer van der Molen geopend in Het Gemeentemuseum van Kampen;titel van de tentoonstelling C’mon Pilgrim. Tekst volgt. Zondag 22-10-17;verder met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘Als kritiek,zoals Benjamin zegt,’versterving (Mortifikation)van het kunstwerk’ is.dan is de verhouding van de criticus tot het barokke drama onvermijdelijk anders dan tot een roman van Goethe. Het barokke drama is immers een kunstwerk dat zichzelf reeds verregaand ‘versterft’. In zijn voorliefde voor het vervallene is het barokke drama ‘van meet af aan als overblijfsel,als brokstuk geconcipieerd’. Het verbrijzelt,’kritiseert’ reeds in zichzelf de illusie een organische totaliteit te zijn die een transcendente orde weerspiegelt. Het allegorische kunstwerk onttovert de esthetische schijn ‘van binnenuit’,en is in die zin reeds modern. Maar deze onttovering betreft slechts de ‘mythisch-symbolische’ schijn van een organische band met het bovennatuurlijke,niet de belofte van een ‘messiaanse’ redding. Wel verbiedt het barokke drama zichzelf om die redding te verwoorden of te verbeelden. Het beperkt zich tot een melancholische trouw aan het reddeloze. De ontkunsting van de kunst Nadat zijn boek over het barokke treurspel vanwege de esoterische stijl als ‘Habilitationsschrift’ werd geweigerd,hield Benjamin op met het schrijven van doorwrochte filosofische traktaten en werd hij noodgedwongen ‘publicist’.'(bladzijde 180-181) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. ‘IK ZAG MIJN MOEDER STAAN VOOR HET RAAM/////Hoe zuiverder ik naderde,hoe weliger ze wuifde./Ik stapte residentie Seafun binnen,moeiteloos,/want de deur bleef maar zoemen tot ik haar aanraakte.///Ik nam de benepen lift,waar ik mezelf eenlettergrepig/in een levensgrote spiegel in ouderlijke staat begreep./Zij stond al in het deurgat en zoende me op het voorhoofd.///Ik ging op de canapé zitten tegenover haar en vroeg:/’Heb je het naar je zin hier?’ Ze keek door het raam,/naar de bomen die in het midden van de Koninginnelaan///gekromd door de zeewind ontdaan binnenlands wezen.'(bladzijde 17) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘zijn weentje’. (bladzijde 150)