met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere kamer;De kunst in de moderne filosofie’. ‘Zijn onderwerpen werden meteen actueler:het surrealisme,Proust,Krauss,Russische cinema,fotografie,Brecht,Kafka …Naast de avant-garde ontdekte Benjamin ook Marx en het communisme. Het gevolg hiervan was dat de theologische-messianistische component in zijn denken,die altijd al heel impliciet was,nu helemaal uit zijn denken leek te zijn verdwenen. De kunst in dienst van de revolutie Tot en met het ‘Trauerspielbuch’ zag Benjamin het kunstwerk als iets dat een oponthoud,een ‘cesuur’ teweegbracht in het verloop van de normale,communicatieve taal. In extremis drukt de taal in het kunstwerk uiteindelijk niets anders uit dan zichzelf. Ze wordt tot een ‘uitdrukkingsloos’ ding. De cesuur is het moment waarop het kunstwerk de schoonheid van zijn vorm ‘offert op het altaar van de waarheid’. Deze sublieme breuk,waarin het esthetische met zichzelf breekt,opent de ruimte voor de filosofische kritiek. Met intellectualisme heeft dit weinig te maken. De waarheid die de kritiek in het kunstwerk opdelft,is geen kennis. Kennis ontstaat wanneer vanuit afzonderlijke ervaringsgegevens langzaam een theoretische constructie wordt opgebouwd.'(bladzijde 181) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. Uit de reeks ‘lang zal hij leven’. ‘ARS POËTICA/////Het ware zijn hangt in de wind/die je aanademt bij het zeilen/op de bodemloze dagvloer.///Een dichter met kloten aan/zijn lijf blijft heldhaftig aan/het hulpeloze roer van licht-///spraak staan. Kotsend in lots-/roes kerend in het woelwater/van de werkelijkheid,klotsend///onvervaard van plezierhaven/naar plenszeergraven licht hij/de klink van zijn logboek.'(bladzijde 21) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert de verzamelde gedichten’ het woord ‘maanhoed’. (bladzijde 150)