met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘De reductie van de herinnering tot informatie en sensatie in de pers,tot een ‘gearrangeerde’ tover in het eclectische burgerlijke interieur,de reductie van het verleden tot ‘cultureel erfgoed’ in musea en op wereldtentoonstellingen,de reductie van het lichaam tot koopwaar in de prostitutie,al deze tendensen wijzen op een soort verstening van de leefwereld die Baudelaire doet zeggen:’Tot pour moi devient allégorie.’ De dichter legt eigenlijk de vinger op een allegorisering die zich objectief in de moderne leefwereld voltrekt. In ‘Das Kunstwerk’ schetste Benjamin hoe de aura van het kunstwerk ‘van buitenaf’ vernietigd wordt door de ontwikkeling van technische reproductietechnieken. Tevens leek hij de kunst genadeloos aan deze techniciteit,waarin hij een revolutionair potentieel ontwaart,te willen prijsgeven. In het geval van Baudelaire gaat het om een verbrijzeling van de aura ‘van binnenuit’. Baudelaire beschrijft het moderne leven niet,maar hij incorporeert de zowel kille als betoverende ‘fantasmagorie’ ervan in zijn poëzie. Zo verschijnt in zijn gedicht ‘À une passante’ de vormloze stadsmenigte als een bewegende sluier die een voorbijgangster in één beweging naderbij brengt en weer aan de blik van de flanerende dichter onttrekt.'(bladzijde 185-186) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. ‘WEGBONJOUREN/////Ik drink. Snuif aan witgloeiende dromen/om de zink,de kankerpit,te beklinken.///Zing. Spring. Stuif het ochtendrood in./Overgrogstem het hele zootje. Speekselvloed.///Zwam. Stamboekstier. Schrompelhier./Kwijnknoop. Schijndope. Rimpeltier.///Jacobagoed,schoon de huiver de kaars houdt./Daglichtaanschouw blijft een tongbreker.'(bladzijde 34) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘ochtendslagen’.(154)