met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;De kunst in de moderne filosofie’. ‘Geschiedschrijving als artistieke montage De Baudelaire-studie moest eigenlijk een onderdeel worden van een breed opgezette studie over het Parijs van de negentiende eeuw:het ‘Passagen-Werk’. Door Benjamins dood in 1940 bleef dit werk onafgewerkt achter in de vorm van een gigantische berg citaten en fragmentarische commentaren. Samen met het korte,expliciet messianistische ‘Über den Begriff der Geschichte’ vormt dit werk het testament van Benjamin. Met het ‘Passagen-Werk’ wil Benjamin niet een zo samenhangend mogelijk historisch verhaal over het negentiende-eeuwse Parijs vertellen. Het gaat om de weergave van een ‘fantasmagorie’. Dit laatste begrip verwijst naar Marx’ theorie van de ‘fantasmagorie van de waar’. Voor Marx wordt de waarde van waren bepaald door de erin geïnvesteerde,menselijke arbeidskracht. In de kapitalistische ruil worden waren evenwel tot hun abstracte geldwaarde herleid,zodat er van hun maatschappelijk-menselijke oorsprong niets meer is te merken. Voor de handelaar en uiteindelijk voor de consument die de waar uitgestald ziet lijkt de waar een verschijning die als het ware uit het niets opduikt. De waar krijgt een ‘fetisjkarakter’ of wordt ‘fantasmagorisch’.'(bladzijde 186-187) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. ‘IN HET ZIEKENHUIS/////Mijn hart heeft weer onmenselijk/gehaperd. Dada,ik lig op apegapen.///Koude handen planten elektrodes/in mijn borstlandschap,dat doet zeer.///Geregistreerd in beeldgrafieken/in levende lijve met dalen en pieken.///Dadelijk roepen piepertjes de doktoren weg./Luchthongerig volg ik de verpleegster///en de wolkendrift rond haar flanken,/een witheid gebarend van het niets.'(bladzijde 36) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘elkepas’. (bladzijde 154)