met ‘Walter Benjamin – Reddend nihilisme’ van Frank vande Veire uit het boek ‘Als in een donkere spiegel;de kunst in de moderne filosofie’. ‘Wil de kunst,zoals Rimbaud van haar eiste,’absoluut modern’ zijn,dan moet zij haar eigen crisis omarmen. Zo niet,dan vervalt zij onvermijdelijk in een vals estheticisme. In zijn dissertatie sympathiseert Benjamin met de vroegromantische idee dat de reflectie die in de kunst sluimert,enkel door de kritiek kan worden voltooid. Maar vanaf het Goethe-essay problematiseert Benjamin de superioriteit van de kritiek. De ‘cesuur’,dat ‘uitdrukkingsloos’ moment dat het kunstwerk bevat,nodigt uit tot filosofische kritiek,maar snijdt die kritiek als het ware tegelijkertijd de pas af. In de manier waarop het kunstwerk zelf zijn magische aura doet ‘versterven’ incarneert het de fundamentele probleemstelling die voor de filosofie altijd slechts ‘virtueel formuleerbaar’ is. Met andere woorden:de ultieme vraag van het denken naar de grond van zijn waarheidsaanspraken blijft voor het denken noodzakelijk verhuld in de vorm van een kunstwerk. Het kunstwerk stelt geen expliciete vraag,maar ‘bevraagt’,interpelleert het denken op een manier die het denken blijft ontgaan. In tegenstelling tot wat Hegel denkt is de filosofie met het inzicht dat ze aan de kunst ontleent,nooit definitief aan de kunst voorbij. Het filosofische inzicht in het ‘waarheidsgehalte’ van het kunstwerk is iets dat als het ware door de unieke fenomenaliteit van het kunstwerk in pand wordt gehouden.'(bladzijde 190-191) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Lichtspraak’. ‘DE ZEE KRUIFT WEL WAT,/MAAR VEROORZAAKT DE SLEEP GEEN HINDER/////Glad in zoet zeil zitten te lodderen in het zonnetje./De wil verguld,het hart hangend aan het gesoebat.///Azuurblauw riet voor daken,zuiver en rechtstrekkend./Mijn goederen,die alle onbezwaard zijn,zijn aanzienlijk.///Heletoonsladder. Pluimlichte puimsteen. Luierproof./Zomerzijde. Zilverlakens. Abrikozenhulp. Hamamelis.///Wacht tot het begrijpen gedoofd is,/wie weet komt er nog een woord dagen.'(bladzijde 46) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘noopdeerne’. (bladzijde 154)