met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Hij maakte zich meester van de Duitse taal om een oorlogsmachine in stelling te brengen,die iets oncodeerbaars in het Duits liet doorsijpelen. De stijl als vorm van politiek. Algemener gesteld:waarnaar streeft een dergelijk denken,dat erop uit is zijn stromen onder de wetten door te laten lopen doordat het deze afwijst,onder contractuele relaties doordat het deze loochent,en onder contractuele relaties doordat het deze parodieert? Ik kom nog snel even op het voorbeeld van de psychoanalyse terug. Waardoor blijft een zo originele psychoanalytica als Melanie Klein in het psychoanalytische systeem gevangen? Zij drukt het zelf zeer goed uit:de deelobjecten waarover zij tot ons spreekt,met hun explosies,hun stromingen … enzovoort,dat zijn fantasma’s. De patiënten delen doorleefde,intens doorleefde toestanden mee en Melanie Klein vertaalt ze voor hen in fantasma’s. Dit is nu precies het contract:geef mij je belevingen en ik geef je fantasma’s terug. En het contract impliceert een ruil,van geld en woorden. Een analyticus als Winnicott beweegt zich werkelijk aan de grens van de psychoanalyse omdat hij het gevoel heeft dat deze werkwijze op een bepaald ogenblik niet meer voldoet. Er is een moment waarop het er niet meer om gaat te vertalen,noch te duiden,in fantasma’s te vertalen,in termen van significaat en significant te duiden,nee daarom gaat het niet.'(bladzijde 51) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele. Nu uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘WAT EEN MENS KAN BEZIELEN!/////Neem een absorberend,sterk ogenblik en dompel/het onder in je bewustzijn. laat het uitlekken./En bedruppel het nog natte moment met blauwe zin./Blauw geeft de mens een idee van het oneindige.///Als de vlekken droog zijn,doe hetzelfde met gele zin./Het zuivere geel is de lichtste van alle zuivere kleuren/en komt het wit het meest nabij. En vervolgens met rode./Het zuivere rood heeft een intense straalkracht,veelzijdig.'(bladzijde 9) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘panaan’. (bladzijde 154)