met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Hij zei:doe er nog een schepje bovenop,het is nog niet walgelijk genoeg, of: het is schitterend,zo walgelijk als dat is,het is een wonder,een meesterwerk,een giftige bloem,eindelijk ‘begint de mens interessant te worden’. Op deze manier bijvoorbeeld beschouwt en behandelt Nietzsche dat wat hij het slechte geweten noemt. Er zijn altijd weer hegeliaanse commentatoren,commentatoren van de innerlijkheid,die geen gevoel voor het lachen hebben. Zij zeggen:ziet u wel,Nietzsche neemt het slechte geweten au sérieux,hij maakt daaruit een moment van de geestwording van de geest. Over wat Nietzsche van de geest maakt,lopen ze snel heen omdat zij het gevaar wel bespeuren. Wij zien dus dat Nietzsche weliswaar legitieme vormen van tegeninterpretatie billijkt,maar dat er ook volstrekt illegitieme vormen van tegeninterpretatie zijn,namelijk al die welke door de geest van de zwaarwichtigheid worden gemotiveerd,door de geest van de zwaarte en door de aap van Zarathustra,dat wil zeggen door de cultus van de innerlijkheid. Het lachen verwijst bij Nietzsche altijd naar de uiterlijke beweging van humor en ironie,en dat is een beweging van intensiteiten,van intensieve kwantiteiten zoals Klossowski en Lyotard hebben uiteengezet:de manier waarop een spel bestaat van lage en hoge intensiteiten,in elkaar,waar een lage intensiteit de hoogste kan ondermijnen en zelfs even hoog als de hoogste kan zijn,en omgekeerd.'(bladzijde 58-59) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘ADEMHALINGSOEFENING/////Windscheuren./Geleden verlies./De ingebeelde val.///Dalstuw. Dampbel./Zonder doel,maar/puur aandrijving.///De blauwe lucht./Sopraan lichtlinnen/voor filigraan gezucht.'(bladzijde 16) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘haagnaam’. (bladzijde 154)