met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Want wanneer men onderzoekt hoe de primitieve gesegmenteerde gemeenschappen plaats hebben gemaakt voor andere heerschappijformaties,een vraag die Nietzsche zich in het tweede essay van ‘Zur Genealogie der Moral’ stelt -,dan zien wij dat twee fenomenen zich voordoen,die in strikte zin correleren maar toch volledig van elkaar verschillen. Het is juist dat de agrarische gemeenschappen in hun centrum door de bureaucratische machine van de despoot met zijn klerken,zijn priesters en zijn ambtenaren,worden bezet en gefixeerd;maar aan de periferie raken de gemeenschappen betrokken in een ander soort avontuur,een andere maar nu nomadische soort eenheid,een nomadische oorlogsmachine,en zij decoderen zichzelf in plaats van zich te laten overcoderen. Hele groepen die opbreken en nomadiseren:de archeologen hebben ons eraan gewend dit nomadendom niet als een oorspronkelijke toestand te denken,maar als een avontuur dat reeds gevestigde groepen overkomt,een roep van buiten,de beweging. De nomade met zijn oorlogsmachine staat tegenover de despoot met zijn bestuursmachine;de exentrinsieke nomadische eenheid staat tegenover de intrinsieke despotische eenheid. En toch zijn zij dermate correlatief of van elkaar doordrongen,dat het een probleem van de despoot is de nomadische oorlogsmachine te integreren,te verinnerlijken,en een probleem van de nomade een bestuursvorm voor het gewonnen gebied uit te vinden.'(bladzijde 60-61) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘NATUURMUZIEKDOOSJE/////Bronskoptaling krombekstrandloper/neuskikkerkleuters moeraskartelblad/dijkondergraver waterweegbree/wolzwervers wijngaardslakken/een tovernaarsgrot vol faldderende/vleermuisvleugels guichelheil/een aan een wijfje vastgezoende/hengelvisman ‘some like it hot’/klomopbremraap zwartzwalpei/wolkenzwierbollen struisriet/luilekkerwaterkrakeendjes.'(bladzijde 18) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘eemer’. (bladzijde 154)