met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit ‘Weerstandsbeleid’. ‘Vaessens en Joosten wijzen op een paradox in het werk van Arjen Duinker:de wereld is wonderlijk,zo wonderlijk dat ze inspireert,dat ze als het ware verplicht tot de uitdrukking van verwondering;voor deze uitdrukking heeft de dichter echter woorden nodig,die uiteindelijk tussen de dichter en de dingen in komen te staan:’Het zichtbare blijft duister,/voor welke naam ook’. Maar de woorden vooronderstellen in feite een eerdere vervreemding. Als we namen geven aan dingen,dan moeten we al tegenover de dingen staan,als voor een schoolbord of vitrine. Taalpessimisme is altijd te herleiden tot een dieper,existentieel pessimisme. we staan tegenover de dingen,’dem allen zugewandt und nie hinaus'(Rilke),dankzij ons bewustzijn. De klacht uit Rilkes bekende ‘Achte Elegie’ geeft aan dat het ook voor deze spreker niet de wereld is waarnaar verlangd wordt,maar een ‘hinaus’,een uitblussing van het verlangen: ‘Wij hebben nooit,niet één enkele dag,/de heldere ruimte voor ons,waarin de bloemen/oneindig opengaan. Altijd is er de wereld/en nooit het Nergens zonder Niet:het zuivere,/onbewaakte,dat men ademt en/oneindig weet en niet begeert.'(De elegieën van Duino; Rilkes accentuering) ‘Wir’ staat voor de mens zoals hij tegengesteld is aan het dier dat,bij gebrek aan bewustzijn,niet tegenover de wereld staat.'(bladzijde 298-299) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘EVEN HILARISCH DEERNISWEKKEND/////zoals vliegen luchthongerig gevangenblijven/binnen het glas van het half openstaand raam,///de weg naar de kier niet kunnen vinden,lopen///wij verstokt verlangend naar vrijheid en licht/keer op keer rampzalig tegen de lamp.///Rondsloop klaploop topless tapdans strop-/hans laphoopzwans loongrens droomwens.///Hoe we hier vandaan moeten komen,/als ook de ruig dichtvriest,weet ik niet.///Normaliter doe je dan een stap terug,/maar nu.'(bladzijde 27) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘iuliaiuliaiulia’. (bladzijde 160)