met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Ik vind het niet moeilijk om het met Hüsgen eens te zijn,en durf zelfs nog iets verder te gaan. Er heeft zelden zo’n geadministreerde,gereguleerde en gecontroleerde samenleving bestaan als de huidige,en nergens is dat duidelijker dan in de alledaagse sleur. Het dagelijks leven is niet iets ‘natuurlijks’,een soort ongevormde,chaotische materie;het ontleent zijn alledaagsheid,zijn triviale ritme,aan maatschappelijke structuren en krachten,nu meer dan ooit. Dat zou je niet raden als je door de ogen kijkt van het abstract,wereldloos subject van de verwonderingspoëzie;dat subject ziet scherp,maar wat het ziet zijn schimmen van een sociale wereld. De dingen die een werktuigelijke functie hebben worden van die sociale functie ontdaan,geabstraheerd,zodat ze nutteloos,waardeloos en ‘mooi’ zijn. Ascese en estheticisme grijpen ineen en het effect doet denken aan de doelstelling van een reclamespotje:de idealisering van het alledaagse. En is er een betere formule voor de warenfetisj dan deze uit Duinkers ‘Het uur van de droom’:’Iets dat zonder waarde is,/Maar concreet in zijn abstractie’? Margaret Thatcher heeft onbewust het motto geleverd voor deze poëzie:’There’s no such thing as society.’ Natuurlijk bestaat er een samenleving. Het is namelijk de bedoeling dat die glanzende dingen in de etalages ‘gekocht’ worden. Maar het valt inderdaad niet mee een samenleving te herkennen als je haar als noodlot accepteert;’le monde réel ne se révèle qu’à l’action’.'(bladzijde 303) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘TEGENWOORDIG/////Miserie in de zeilbaai,/oeps,/steiger ingestort.///Zoektocht stopgezet/naar dichter/die van plezierboot viel.///Door de paalworm/glooit de dijk.///Hoe de vlinder/aan zijn ogen komt.///Is dit de geest/van een verloren gedicht/die zijn lichaam verlaat?'(bladzijde 32) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘meermannen’. (bladzijde 168)