met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Ik beweer natuurlijk niet dat een dichter als Duinker een apologeet is van de consumptiemaatschappij. Wie durft een serieuze ode te wijden aan de Bijenkorf? Lyrische euforie zal wel voor altijd tegengesteld blijven aan koopmansgeest: ‘De winkeliers staan grijnzend voor hun etalages,/Met de knipoog van hen die lucht verkopen/Die verre van gezond is.'(Ibid. p. 19) Adorno zou misschien zeggen dat het juist het verderfelijke cynisme van de markt is dat de dichter erop uit doet trekken om zich te verwonderen en wat glans terug te brengen in een onttoverde wereld. Niettemin vooronderstelt deze impuls de maatschappij die haar wenselijk maakt,en een gedicht is zo sterk als de mate waarin het aan de heersende ideologie weet te ontsnappen. Ik heb al eerder gesuggereerd dat de epifanie of verwondering het karakter heeft van een extatische consumptie: ‘De sinaasappelboom te zien,/Zijn vruchten langzaam te eten,/Hem beminnen./Ik ben gelukkig./Ik zie dat het ritme van mijn leven dwingend is,/Op een kinderlijke manier.'(Losse gedichten, p. 28) De laatste regels doen denken aan Henriëtte Roland-Holst:’het rithme onzer levens hadde’ altijd heeren/ons voorgetekend’. Duinker zou best eens een groter dichter kunnen blijken dan Roland Holst.'(bladzijde 304-305)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘KOMT ER IETS VAN BETEKENIS IN BEWEGING?/////Doloriet dofmouw doerra/kapspant pekblende reuring.///Wat het ook moge betekenen./Voor wat de Melkweg waard is.///Wacht je voor de grijp!/Vrij spel geven aan de verbeelding.///Als men het begrijpt is er niets aan te doen./Komt zin niet altijd van de andere kant?///Draait de aarde sneller om haar as/als je een gedicht leest?'(bladzijde 34) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘luchtmens’.(bladzijde 161)