met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Bovendien heeft de lezer,als immanent aan het gedicht,niets te zeggen:hij leest. Het lezen zelf is de beslissing,de declaratie van het gedicht als iets meer of minder dan het voorbeeld van een bepaald genre,d.i. als singulariteit. Gelezen worden is als het ware de wijze waarop het gedicht over zichzelf oordeelt. We kunnen dus Friedrich Schlegels bekende uitspraak over Goethes ‘Wilhelm Meisters Lehrjahre’ generaliseren: ‘Denn dieses schlechthin neue und einzige Buch,welches man nur aus sich selbst verstehen lernen kann,nach einem aus Gewohnheit und Glauben,aus zufälligen Erfahrungen und willkürlichen Forderungen zusammengesetzten und entstandnen Gattungsbegriff beurteilen:das ist,als wenn ein Kind Mond und Gestirne mit der Hand greifen und in sein Schächtelchen packen will.’ De lezer zweeft niet boven het gedicht met een normatieve poëtica in de hand en/of een leesstrategie in zijn hoofd,klaar om een oordeel te vellen of ontregeld te worden. Het lezen zelf is oordeel genoeg,en eerder constructie dan ontregeling. Het opgeven van ‘Gattungsbegriff’ en extern oordeel impliceert wat we de poëtische differentie zouden kunnen noemen:het onderscheid tussen het gedicht als bepaald teksttype en de Poëzie.'(bladzijde 311) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘ALS EEN VINVIS/////Opduikelend uit de duistere/onderwaterwereld,bevrijd///van het aldoor azen op plankton,/de hemel vrank met klank aan-///borend:een weerspannige houding,/de opstand van de hersenkronkels,///nieuwsgierig,verhangen naar/de schoonheid van het avontuur.///Is het dronkemanswaanzin?/Een wellustie krampaanval?///Een manier van op jacht gaan?/Of een ontsnappingspoging?///Een zucht van opluchting?/Een zelfdodingsneiging?///Of is het alleen maar een spel?/Een ongegrondheid? Hopsa!///In godsnaam wat is de zin van/mijn onverholen taalcapriolen?'(bladzijde 41) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘wolfswaanzin’. (bladzijde 185)