haal uit het boek van Ger Groot ‘De geest uit de fles’, ondertitel ‘Hoe de moderne mens werd wie hij is’ het hoofdstuk over ‘Schrift’. Groot schrijft een bijzonder goed hoofdstuk over Derrida. Lees met me mee!! Ik citeer. ‘De toewending tot de taal die de filosofie in de twintigste eeuw op het Europese continent heeft doorgemaakt,leidde tot een nogal paradoxale situatie. Aan de ene kant zag de mens zich in het denken van Heidegger toegesproken door het zijn zelf,dat hem in poëzie toefluisterde welke plaats hij in het geheel van de werkelijkheid had in te nemen. Zijn eigenmachtigheid was hij daarin kwijtgeraakt – hij kon niet meer zelf uitmaken wat hij voor zichzelf en de wereld in petto had. Maar wie zijn oor goed bij de dichters te luisteren legde,wist zich volgens Heidegger toegesproken door een ‘beschikking’ die een zinvolle werkelijkheid onthulde. De taal mocht de mens dan uit het centrum van de wereld hebben weggedrukt,in haar poëtische articulatie richtte ze zich wel weer tot hem met een warme stem. Heel anders ging het eraan toe bij de Franse structuralistische denkers. Ook zij wezen de taal de taak toe die de mens in de moderniteit meer en meer voor zichzelf had opgeëist. Zij was het die de werkelijkheid voorzag van een coördinatensysteem dat betekenis mogelijk maakte. En ook voor de structuralisten was de mens een wezen dat zich daarin moest leren invoegen,in plaats van te pretenderen het systeem naar zijn hand te zetten.'(bladzijde 309) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘VANNACHT OP HET STRAND,DOFFE ZEERUIS/////De hemel dicht. In de verte knipperde/een vissersschuit met zijn licht. De droom/die in je herinnering overleeft. Oervuurtoren.///Waren wij maar in staat te bevatten hoe-/zeer het niet-bestaan van wat geweest is/overeenkomt met dat van wat nooit was.///Godallemachtig. Waarom kunnen wij niet/over toekomst spreken met dezelfde/trefzekerheid als over het verleden?'(bladzijde 43)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘een boek een veellobbig loslippig boek’. (bladzijde 186)