met het hoofdstuk ‘Schrift'(over Derrida) uit ‘De geest uit de fles’ van Ger Groot. ‘Maar de toonaard waarin deze denkers hem dat aan het verstand brachten vanuit hun menswetenschappelijke achtergrond,was een stuk killer dan die van Heidegger. Als de taal al sprak,dan was dat niet in poëtische klanken maar in de nuchtere categorieën van de linguïstiek. De mens werd een functie van de taal in plaats van daarvan een ontvanger te zijn. Het ‘ik’ vond zichzelf terug in een kale structuur waarin hij als een pion te gehoorzamen had aan de regels van woord- en begripsvorming en grammatica. Het klassieke structuralisme van Lévi-Strauss ging ervan uit dat de structuur die daarbij bloot kwam,universeel vast lag en in principe statisch was. Dat is niet verwonderlijk als we bedenken dat die structuur de plaats moest innemen van het transcendentale schema van Kant,maar dan zonder het menselijk subject uit te roepen tot de drager ervan. Een generatie later werden daar in Frankrijk echter vraagtekens bij gezet. Een denker als Jacques Derrida bouwde voort op de inzichten van het structuralisme,maar verbond deze met de inspiratie van Nietzsche en Heidegger. Veel meer dan zijn voorgangers legde hij de nadruk op de beweeglijkheid van dit ‘quasi-transcendentale’ veld en daardoor werd ook zijn denken zelf ‘vloeiender’ – al bleef ook bij hem de mens onderhorig aan de taal waarbinnen hij zich beweegt.'(bladzijde 309-310) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘MELENCOLIA/////De wereld bekijken als een puinhoop,/bric-à-brac,als theater van tegenspoed.///Afstand doen van de werkelijkheid,/tot zelfs van zijn eigen lichaam.///Wat nu bedenken? Men kan dromen,/en schaduwen tot leven brengen.///Als een vurige roeping rusteloos./Het begeerde gevaar van te veel passie.///Ondergaan in een onbedwingbare/hang naar het oorspronkelijkste.'(bladzijde 44) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘gij naamt naamt mij aan als een engel’.(bladzijde 186) ‘