met ‘Het schrift'(Derrida) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘In alles wat gezegd,geschreven en genoteerd wordt,ziet het subject zich van zichzelf vervreemd,terwijl het toch aan de basis van die uitingen stond. We raken in onze eigen taal dus altijd de weg kwijt. We overzien niet wat we zelf zeggen – elk woord dat we gebruiken verwijdert zich niet alleen letterlijk,maar ook in de betekenis van onze zelfbewuste intenties. Daarin ervaren we een machteloosheid die volgens Derrida verantwoordelijk is geweest voor het feit dat de filosofie altijd onbehagen heeft gevoeld bij het verschijnsel ‘schrift’ en de voorkeur heeft gegeven aan de stem waarin deze onaangename waarheid gemakkelijk kan worden genegeerd. Het denken ziet zich niet graag geconfronteerd met zijn eigen grenzen en ondoorzichtigheid. De helderheid waarop het zich zo graag beroept is vals,want zodra het zich in woorden of tekens uitdrukt,is het de greep op zichzelf én op zijn wereld al kwijt. Zelfs de mathematica die voor Descartes hét model van het heldere denken was,kan niet zonder schrift,zo betoogt Derrida al in 1962 in zijn inleiding bij ‘L’origine de la géométrie'(‘De oorsprong van de meetkunde’) van Husserl.'(bladzijde 314) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘ZIJN JE GEDACHTEN EEN BEETJE RUIMER GEWORDEN/////Onze hersenen zijn in de eerste plaats voorspellingsmachines,/en om hun werk te kunnen doen moeten ze orde kunnen scheppen/in de chaos van mogelijke herinneringen,opgeslagen patronen/van synaptische verbindingen tussen honderd miljard zenuwcellen./Elke zintuiglijke waarneming die we ons herinneren,elke gedachte/die in ons opkomt,verandert de relaties binnen dat gigantisch/netwerk. Synapsen worden versterkt,verzwakt of nieuw gevormd./Als dat gebeurt,verandert onze lichamelijke samenstelling,en die/wijzigt dus doorlopend,zelfs als we slapen,ook na deze lectuur,'(bladzijde 51) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘het menselijk herfsttijloos’.(bladzijde 199)